BEGRIPPEN LIJST



Accessorisch

Autoliet


Aplitisch

Breccie

Conglomeraat

Deformatie



Eersteling of fenokrist

Felsitisch



Fluïdaal

Gidsgesteente

Grafisch

Granodioriet



Granuliet




Ignimbriet



Insluitsel

Kaliveldspaat

Karlsbader tweeling

Kwartsporfier

Lineair


Miarolitisch

Monzoniet



Mortel

Oeraliet

Perthitisch


Plagioklaas


Porfierapliet

Porfierisch


Porfiritisch




Suikerkorrelig

Tuf

Veldspaatporfier


Xenoliet

Zonair





minder dan 1% voorkomend in het gesteente.

insluitsel in gesteente met dezelfde samenstelling als het stollingsgesteente, waarin het voorkomt. Zal vermoedelijk een gelijke ontstaansgrond hebben.

fijn, sterk korrelig en lichtgetint ganggesteente.

aaneengekitte hoekige gesteentefragmenten.

aaneengekitte ronde of afgeronde gesteenten.

aangetast gesteente door b.v. chemische aantasting of door oplossing.
één of meerdere mineralen maken een 'aangevreten' indruk of zijn verdwenen.
vormverandering van mineralen in een gesteente door druk en temperatuur.

relatief groot kristal in porfierische gesteenten.

zodanig kleine korrelgrootte, dat de mineralen nog wel zichtbaar zijn met de loep,
maar niet determineerbaar meer zijn. Soms komen zwakke slieren voor, die zich door
kleine eerstelingen heen bewegen.

vloeipatronen in het gesteente, veroorzaakt door stroming van magma tijdens kristallisatie.

een zwerfsteen met voor een bepaald gebied of plaats unieke kenmerken.

met schrifttekenachtige vergroeiingen.

dieptegesteente met kwarts, veldspaat, glimmer en/of hoornblende. De plagioklaas is ver
in de meerderheid ten opzichte van de kaliveldspaat. Dit gesteente staat tussen graniet
en dioriet in

sterk omgezet, meestal granietisch mengsel, waarbij alle of de meeste veldspaten en
kwartsen zijn verbrijzeld tot een suikerkorrelig geheel. De veldspaten blijven wel als
zodanig herkenbaar.
De omzetting vindt vaak door druk plaats, waardoor er lineatie optreedt.

porfierisch uitvloeingsgesteente met een dichte glasachtige grondmassa, waarin band, lens
of streepvormige slieren voorkomen, die zich om soms voorkomende kleine eerstelingen
winden.

mineraal- of gesteentefragment in een steen.

naam voor een reeks veldspaten met kalium, b.v. Orthoklaas, Microklien en Sanidien.

tweelingkristal, waarbij de ene helft spiegelt en de ander niet.

porfier met een dichte grondmassa en eerstelingen van kwarts.

lijnvormig. Dit wordt gebruikt wanneer eerstelingen min of meer rijen vormen of wanneer
kwarts hetzelfde doet, bijvoorbeeld in sommige granulieten.

holten of opgevulde holten met vrij uitgegroeide kristallen.

gesteente dat tussen een graniet, syeniet en dioriet instaat met ongeveer evenveel
plagioklaas als kaliveldspaat. Donkere mineralen komen soms in aanzienlijke hoeveelheid
voor en soms ook enige kwarts.

maaksel van totaal vergruisde gesteentefragmenten.

vezelige hoornblende, ontstaan uit augiet, soms met de kristalomtrekken van augiet.

met evenwijdig verlopende smalle slieren of lijnen of onregelmatige plekjes van plagioklaas
in kaliveldspaat

naam voor natrium- en calciumveldspaten met tussenvormen, zoals albiet, anorthiet,
oligoklaas en andesien.

fijnkorrelige grondmassa met een paar megakristen.

met eerstelingen, die groter zijn dan de grondmassa, in gebruik bij porfieren met meer
kaliveldspaat dan plagioklaas.

met eerstelingen. Dit wordt gebruikt bij porfieren met meer plagioklaas dan kaliveld-
spaten. De eerstelingen bestaan altijd uit plagioklaas.
langgerekte insluitsels, die lichter of donkerder zijn in vergelijking met het omringende
gesteente.

door deformatie tot suiker vermalen korrelige mineralen.

tot gesteente aaneengekitte losse vulkanische as, soms met een uitgesproken gelaagdheid

porfier met een dichte grondmassa en eerstelingen van kaliveldspaat en vaak ook met plagioklaas.

insluitsel van vreemd materiaal.

met een kristalopbouw, die van de kern naar de buitenrand geleidelijk of gefaseerd van samenstelling of van kleur verandert.

   Terug naar homepage